Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [37]Hij zou [38]het gespijsd hebben met [39]het vette der tarwe; ja, [40]Ik zou u verzadigd hebben met honig [41]uit de rotsstenen. 37. Te weten, de Heere. 38. Te weten, zijn volk, vs.14. 39. Dat is, de bloem, of het beste des korens, gelijk Num.18:12; Deut.32:14; hfdst.147 vs.14. 40. Dit spreekt nu God wederom in zijn eigen persoon. 41. Versta hierbij dat stede in de reten der steenrotsen in overvloed zou gevonden worden, alzo de bijen in het land Kanaan zich veel in de steenrotsen ophouden. Zie de aantekening bij Deut.32:13. Hebr. uit de rotssteen. Dit geestelijkerwijze verstaan zijnde, zo betekent de steenrots Christus, 1 Kor.10:4, en de honing de zoetigheid der woorden, die uit zijnen mond vloeien, zijnde zoetigheid der ziel en gezondheid der beenderen; hfdst.19 vs.11; Spreuk.16:24; Hoogl.4:11.